SHUKSHIN'S STORIES: EEN 'ZIGEUNERJONGETJE-MET-TRAAN'-SCHILDERIJ VAN DE HAND VAN EEN GROOTMEESTER

Wijbrand Sheep
06.20.2010
dedodo.nl

De Russische ziel. Daar is dus iets mee. En daar krijg je iets van mee als je een stuk van Tsjechov ziet (mits goed uitgevoerd), of één van zijn korte verhalen leest. Of wanneer je het werk van Tolstoi, Dostojevski of welke andere bewoner van dat uitgestrekte niets ten oosten van Polen leest. Of de schilderijen ziet, die een paar jaar geleden het Groninger Museum in kille weemoed hulden.

Jelle Brandt Corstius (jellebc voor zijn volgers op twitter) was er ook al door aangeraakt, en maakte ons in twee legendarische documentaireseries deelgenoot van zijn haat-liefde verhouding met dit continent vol zatlappen, depressieve soldaten en bloedmooie, maar onhandelbare en dus eenzame vrouwen.

Dit was allemaal voordat we kennis hadden kunnen nemen van Shukshin's Stories, de Russische theatervoorstelling die nu, even, veel te kort, Nederland aandoet in het kader van het Holland Festival.

Niemand anders dan een Rus, of in dit geval een inwoner van Letland die de Sovjettijd nog heeft meegemaakt, kan ons laten voelen wat dat is, die Russische ziel. De Letse regisseur Alvis Hermanis nam de verhalen van Vasily Shukshin en maakte er theater van. Nu waren die verhalen al legendarisch in de tijd van Chroestsjov en Brezjnev, en dan hebben we het dus over de hoogtijdagen van de koude oorlog in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. Des te opmerkelijker om kennis te nemen van beschrijvingen van het plattelandsleven die kritischer zijn op de overheid dan nu in Rusland geaccepteerd zou worden. Shukshin, zelf theatermaker en filmregisseur, beschreef in zijn verhalen het leven in het dorp van zijn jeugd en dat leidt tot sfeertekeningen die druipen van het liefdevolle sentiment, zonder tranen te trekken als Wim Sonnevelds inmiddels tot cliché geworden lied 'Het Dorp', met dat tuinpad en die hoge bomen. Shukshin is misschien te vergelijken met de Fries Bouke Oldenhof, die in een aantal korte toneelstukken (o.a. Rolbrug) het leven beschreef in het stervende Friese gehucht waar hij een oud café bewoont. Het gaat bij Shukshin dus om een beschrijving die zo diep van binnenuit de gemeenschap komt, dat afstand nemen eigenlijk onmogelijk wordt, ook voor de lezers, en nu toeschouwers, van zijn werk.

Acht portretten van trieste dorpshelden komen voorbij in de voorstelling die krap drie uur duurt. De een nog triester dan de ander, en ze mislukken allemaal. Maar omdat iedereen er omheen weet dat mislukken bij het leven hoort, is het niet erg, en dat geeft die plattelandstriestheid van Shukshin's verhalen een onnavolgbare lichtheid mee. De prachtige spelers beginnen de voorstelling bijna als een slapstick, met oversized jasjes op een kaal toneel, waarop het beeld bepaald wordt door gigantische afdrukken van foto's van de omgeving en de bewoners van het dorp van Shukshin, waar geen tuinpad, noch hoge boom te vinden is. En voordat deze strakke, maar afstandelijk-humoristische vormgeving de overhand krijgt en het ontaardt in een avondje boeren-bashen, versobert de acteerstijl. De portretten worden inniger, de grote stad komt erbij als een al even trieste verblijfplaats en zo eindigen we bij een domme gevangene die drie maanden voor zijn vrijlating uit de gevangenis ontsnapt om terug te zijn bij zijn uitzichtloos levende familie in het trieste dorp. De boef wordt weer gepakt en we blijven achter met het onbeschrijfelijke verdriet van zijn doofstomme zusje, hartverscheurend gespeeld door Chulpan Khamatova, een actrice die tot de meest weergaloze transformaties in staat blijkt die ik ooit zag.

En met dat hartverscheurende doofstomme meisje toont regisseur Alvis Hermanis dus aan over meesterkwaliteiten te beschikken. Want het is een smartlapgegeven, en het einde is ook een smartlap, maar het wordt nergens goedkoop, het wordt nergens naar of cliché. Je voelt je geen moment bekocht, zoals dat met goedkope smartlappen wel gebeurt. Dit is een 'zigeunerjongetje-met-traan'-schilderij van de hand van een grootmeester.

En waar leidt dat toe? Tot tranen. En dat in zo'n onoverkomelijk opwellende stroom dat uw verslaggever niet wist hoe snel die na het daverende applaus de frisse lucht in moest. Voordat de huilbui echt gênant zou worden.